Op 18 of 19 Oktober (de juiste datum herinneren we ons niet meer) bezochten Stevens en P. Best mij tezamen op mijn bureau.
P. Best voerde het woord en zette hun geval in grote lijnen voor me uiteen (dat wil zeggen, zij spraken niet van een samenzwering
in Duitsland, maar beweerden dat zij met belangrijke Duitsers wilden praten over de mogelijkheid tot vredesonderhandelingen
te komen. Teneinde in staat te zijn de Duitsers in de Nederlandse grens-zone te ontmoeten, vroegen zij ons hun een
"laisser passer" te geven. Dat werd door mij geweigerd).
Later op de dag ontving ik nogmaals bezoek van Stevens alleen die mij toen mededeelde, dat de Duitse generaal Wietersheim
heette en herhaalde zijn verzoek om een "laisser passer". Ik weigerde dit andermaal, doch ik verklaarde mij bereid,
één van mijn officieren aan te wijzen, om de generaal aan de grens te ontvangen en deze - als zijn papieren in orde waren
- bij de Britse heren te brengen. Ik stelde toen tevens als voorwaarde, dat de aan te wijzen Nederlandse officier bij
de besprekingen tegenwoordig moest blijven. Dat werd afgesproken.
Van deze bijeenkomst heeft Klop mij mondeling het een en ander verteld in een vluchtige ontmoeting op de gang buiten mijn bureau. Van de "conspiracy" maakte hij geen gewag, wel van het gepraat over de vredesonderhandelingen en van het feit, dat men met de Duitsers niet veel was opgeschoten. Wat Klop precies zei, herinner ik mij nu niet meer, doch ik weet nog zeer goed, dat ik als mijn mening te kennen gaf, dat de Duitsers óf zeer onbetekenend waren óf zeer gevaarlijk en dat de zaak dus moest worden stopgezet.
Klop vroeg mij toen of ik hem wilde toestaan nog eenmaal samen te komen, omdat de Duitse generaal zou
komen. Als uiterste gunst heb ik in die volgende sarnenkomst toen toegestemd, maar bepaald gezegd, dat het
daarna uit moest zijn.
Mij is nooit iets bekend geweest van andere samenkomsten dan de eerste ontmoeting in Arnhem. Dat Klop mij
daar nooit iets van zou hebben gemeld is onverklaarbaar, tenzij men aanneemt, dat andere, boven hem staande,
autoriteiten van mijn bureau hem hebben opgedragen met de zaak door te gaan, ongeacht mijn uitdrukkelijk verbod.
Majoor Solms was oprecht en werd door de Gestapo verdacht en gearresteerd. Men leerde door zijn arrestatie zijn
medewerkenden kennen. Deze werden bewaakt maar men liet hen voortgaan met correspondentie met Dr. Franz.
Toen de eerste ontmoeting bepaald was, werden de Duitsers, die Stevens en Payne Best zouden ontmoeten,
ingepikt en vervangen door Gestapomannen.
Toen Franz te Dinxperlo naar de grens ging (19 oktober), terwijl Klop in het douanehuis wachtte, vond
Franz daar niet zijn vrienden, maar Gestapo-lieden, die hem mededeelden, dat alles bekend was en dat zijn
vrouw en twee zoons in Dachau gevangen zaten. Zij eisten van Franz, dat hij hen bij de Britten als hem bekende
vrienden zou introduceren. Zo hij zulks zou weigeren, dan kon hij zich voorstellen welk lot zijn vrouw en kinderen
zou treffen. Franz bezweek voor die dwang en pleegde het verraad. Payne Best rekent hem dit niet te zwaar aan.
Men moet eerst in de positie van Franz verkeren om te beseffen wat dit betekent en Franz was een onbetekenend
mannetje.
Achteraf begrijpt Payne Best, dat Franz de hele dag te Zutphen - Arnhem hoogst nerveus was en zijn excuus,
dat hij last had van zijn galstenen (zijn gewone kwaal) slechts een voorwendsel was. De eerste Duitsers van
de Gestapo hadden de opdracht om te verkennen. Daarop vatte men het plan op om de Britten naar de grens te
lokken en gevangen te nemen. Schemmel moest dit doen en het gelukte hem.
Quelle: Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, 8 Teile 1949-56, Teil 2 a,b,c, Den Haag 1949
Generalmajor Johan W. van Oorschot (* Januar 1875) war in den 1930-er Jahren Leiter des niederländischen Geheimdienstes GS III.
Der 1913 gegründete Generale Staf III war gegliedert in GS III A (Ausland), GS III B (Inland) und GS III C (Kryptografischer Dienst).
Van Oorschot war mit einer Britin verheiratet und Vorsitzender der Niederländisch-englischen Vereinigung.
Beim britischen PCO
wurde er als Agent 930 geführt.
Van Oorschot musste nach dem
Venlo-Zwischenfall
zurücktreten.
Er hatte die Kontakte von Best und Stevens mit den vermeintlichen deutschen Hitlergegnern unterstützt unter der
Bedingung, dass ein GS III-Mitarbeiter ständig dabei sein müsse. Diese Rolle übernahm
Dirk Klop, der beim Venlo
Zwischenfall ums Leben kam.